BEELDENDE KUNST
  Rubriek door Toos van Holstein

Côte d'Azur, Côte des Chapelles

Toen in 1834 Lord Brougham en zijn dochter noodgedwongen een aantal dagen moesten doorbrengen in het vissersdorpje Cannes wisten ze niet dat daardoor Matisse in 1951 zijn Chapelle du Rosaire zou voltooien. Ja, nogal logisch zou je zeggen en enige twijfel aan de verstandelijke vermogens van schrijfster dezes lijkt gerechtvaardigd. Maar toch bestaat er een verband tussen beide gebeurtenissen. Want hoe is de Côte d'Azur geworden wat die nu is?

Lord Brougham, een invloedrijk man in Engeland, moest een aantal dagen verblijven in Cannes omdat door een cholera epidemie in Frankrijk de grens met Nice, toen deel van het hertogdom van Savoy, gesloten was. Het klimaat beviel hem zo goed dat hij er uiteindelijk een villa liet bouwen. In zijn kielzog kwamen de Engelse en Russische adel mee. De Franse Riviera van Saint Tropez tot Menton ontwikkelde zich hierdoor tot de speelplaats van de machtigen, rijken en beroemden en Nice werd één van de snelst groeiende steden in Europa in de tweede helft van de 19 de eeuw. Maar wat heeft dat alles te maken met de titel van dit stukje?

Wel, daar waar de rijken en machtigen zich verzamelen, duiken vanzelf kunstenaars op omdat geld en macht al eeuwenlang een bestaansgrond aan de kunst verlenen. Nadat Signac zich in 1892 als eerste vestigde in het vissersdorpje Saint Tropez kwamen al gauw vrienden als Bonnard, Dufy, Matisse en van Dongen op bezoek. Renoir kwam in 1903 in Cagnes-sur-Mer wonen en Matisse vestigde zich in 1917 in Nice. Picasso, Braque, Modigliani, Cocteau en Chagall volgden in de loop der jaren. Zoiets blijft allicht niet zonder gevolgen, want kunstenaars, van nature toch al vaak behept met een behoorlijk ego, laten maar al te graag hun sporen na. In dit stukje wil ik één van die sporen wat meer te belichten: de kapellen. Bekend bij velen is natuurlijk die van Matisse in Vence, maar kent u de Chapelle Nôtre-Dame de Jerusalem in Fréjus of La Chapelle Sainte Roseline bij Arcs-sur-Agens?

 

Chapelle Nôtre-Dame de Jerusalem, Cocteau


Matisse was toch wel de kapellentrendsetter aan de Côte. Pas tegen zijn tachtigste en sterk sukkelend met zijn gezondheid begon hij aan wat hij zelf zijn meest ambitieuze project ooit noemde: La Chapelle du Rosaire (open di en do 10-11.30 en 2.30-5.30 uur) in Vence. Van 1947 tot 1951 nam dit project zijn leven vrijwel volledig in beslag. Alles hield hij in eigen hand: architectuur, ontwerp van de glas-in-loodramen, kruis, kandelaar, altaar, altaarkleed, meubilair, keramische wandversieringen en priesterkleding. Van buiten is de kapel eigenlijk maar een eenvoudig gebouw, maar van binnen is het een en al simpele pracht met een schitterend licht en afgewogen esthetiek. Alles werd door de broze Matisse uit de kast gehaald om het beeld te verwezenlijken dat hij voor ogen had. Zo was hij twee

jaren bezig met het ontwerp van de ramen en met het zoeken naar de juiste kleuren glas. Vooral het vinden van de goede tint citroengeel leverde hem veel problemen op, maar uiteindelijk zorgde een speciaal soort glas met wat zand erin voor de juiste doorschijnendheid en de perfecte kleur van invallend licht op de witte vloer.

Ook maakte hij gebruik van zijn lange, hechte vriendschap met atheïst en toen ook communist Picasso. Deze was destijds in Vallauris bezig was om de keramische kunstwereld op nieuwe sporen te zetten. Ondanks zijn atheïsme en een poging Matisse het plan voor de kapel uit het hoofd te praten, was hun relatie zo sterk dat hij hem niet in de steek liet. De witte tegels voor de muurversiering werden dan ook in samenwerking met Picasso ontworpen. Overigens vond die wel dat de kleurige priestergewaden eigenlijk ook goed konden dienen als capes voor stierenvechters.

Bij de opening in 1951 van wat hij zelf zijn meesterwerk noemde, kon Matisse overigens niet meer aanwezig zijn, zo zwak was intussen zijn gezondheid.

 

Chapelle La Guerre et la Paix, Picasso

 

Maar aangestoken door Matisse kreeg Picasso, net trouwens als een andere oudere kunstenaar, Jean Cocteau, ook wel zin in een kapel. De psychologische verklaring voor die interesse van deze twee oudere mannen laat ik maar aan anderen over, maar zouden rivaliteit, ouderdom, dood en ‘je weet maar nooit' gedachten daarbij misschien een rolletje hebben kunnen spelen?

Je kunt het in ieder geval nauwelijks toeval noemen dat, ook in 1951, Picasso tijdens een diner ter ere van zijn 70 ste verjaardag uitriep ‘Oh, wat zou ik graag een kapel decoreren'. Hij en zijn gasten zaten op dat moment in een 12 de eeuwse, niet meer kerkelijk in gebruik zijnde Romaanse kapel in Vallauris. Picasso mocht dan wel antiklerikaal zijn, hij was ook zeer egocentrisch en competitiegevoelig naar zijn kunstbroeders toe. Zijn opmerking is beslist zeer overwogen en goed getimed geweest, want nog diezelfde avond kreeg hij de beschikking over het gebouw: hij had zijn eigen kapel! Met tomeloze energie gooide de 70-jarige zich van 1952 tot 1954 op het vervaardigen van een paar grote schilderingen. Hierbij werkte hij echter niet op de muren van de kapel. In zijn atelier stonden twee immens grote en gekromde panelen met dezelfde afmetingen als de gebogen wanden van het kapelgewelf. Jean Cocteau, met wie Picasso een wisselvallige vriendschap van ‘op en af' onderhield, schreef in zijn dagboek: ‘Van 2 uur in de middag tot 10 uur 's avonds sluit hij zich op met zijn schildering. Niemand stoort hem, zelfs Françoise niet (Picasso's toenmalige levensgezellin). Hij schildert zo'n 100 vierkante meter op multiplex voor de Kapel van de Vrede'. Nu bedekken die panelen, in 1956 door Picasso geschonken aan de Franse regering, de muren van de kapel waarvan de naam tegenwoordig luidt Le musée national Picasso ‘La Guerre et la Paix' (open woe t/m ma 10-12.30 en 2-6.30 uur in juli en augustus, 10-12 en 2-6 uur van september t/m juni).

 

Hierboven kwam Jean Cocteau al even ter sprake. Deze ‘Prins der Dichters' was in eerste instantie bekend als poëet, dramaturg, librettist, criticus en essayist ondanks zijn aanleg voor beeldende kunst. Pas op latere leeftijd, toen hij vanaf 1950 aan een tweede uitgebreid verblijf aan de Riviera begon, ontwikkelde hij zijn talent daarvoor verder en werd het een passie met vele gevolgen.

Geïnspireerd door Matisse en Picasso begon hij plannen te ontwikkelen om een kapelletje aan de haven van Villefranche te decoreren. Frappant detail daarbij is dat dit gebouwtje direct tegenover het hotel lag waar hij in de jaren 20 een behoorlijk wild en weinig godsvruchtig leven had geleid. Deze voormalige Chapelle de Saint Pierre (ma dicht, nov dicht, ‘s morgens en 's middags open op variabele tijden) werd echter door plaatselijke vissers gebruikt als opslagplaats. Toen Cocteau zijn plannen voor de kapel kenbaar maakte, was de bevolking van Villefranche dan ook beslist minder enthousiast dan die van Vence en Vallauris bij Matisse en Picasso. Er volgde een jarenlange bureaucratische strijd voordat de burgemeester uiteindelijk de sleutels van de kapel aan Cocteau overhandigde. De vissers bleven met acties echter nog steeds dwarsliggen tot hij hen uiteindelijk voor zich wist te winnen met de belofte dat de toegangsgelden voor de kapel gestort zouden worden in een fonds ten bate van de gemeenschap. In 1957, 68 jaar oud, stortte Cocteau zich op zijn project. Samen met zijn assistenten klom hij dag in dag uit de steigers op en af om te schilderen, ‘verrukt als een farao die zijn eigen sarcofaag wil beschilderen' zoals hij het zelf uitdrukte. Wie nu de kapel bezoekt, ziet naast afbeeldingen uit het dagelijks leven van de bewoners van Villefranche en de zigeuners uit de omgeving, bijbelse afbeeldingen uit het leven van Sint Pieter, de naamgever van de kapel.

Cocteau kreeg de smaak van het kapellen decoreren blijkbaar zo te pakken, dat er nog diverse volgden, tot in Londen toe. Maar aan de Côte d'Azur is nog een heel bijzondere te vinden. Net als Matisse heeft Cocteau namelijk nog plannen gemaakt voor een kapel waarbij hij het totaalontwerp helemaal zelf in de hand had. Begin jaren 60 was hem gevraagd zo'n ruimte te ontwerpen bij Fréjus (Avenue Nicolaï, La Tour de Mare, open woe t/m ma 2-5 uur, di en feestdagen dicht). Maar in 1963 overleed de kunstenaar, een paar maanden nadat de eerste steen was gelegd. Daarna gebeurde er niet veel meer tot in 1988 de gemeente Fréjus de zaak weer oppakte en aan Edouard Dermit, de levensgezel van Cocteau in zijn laatste jaren, vroeg het project af te maken. Dermit heeft toen uit allerlei aantekeningen en schetsen die Cocteau had nagelaten zo goed mogelijk het beeld gereconstrueerd dat hij voor ogen moet hebben gehad. Nu staat er een achthoekig gebouw, La Chapelle Notre-Dame de Jérusalem, waarin de kleuren van de vloer, de prachtige glas-in-loodramen en de zachte tinten van de pastel fresco's een bezoek meer dan waard maken.

 

Saint Sauveur, Tobiasse

 

Stel dat u er een ‘kapellendag' van zou willen maken, dan is het helemaal geen slecht idee om ook nog bij Le Cannet langs te gaan. Nu is dat een deel van Cannes, maar ooit was het een apart dorp op een heuvel ten noorden daarvan. Hier staat aan de Rue Saint Sauveur een kapelletje, gedecoreerd door ook al weer een bekend kunstenaar,Théo Tobiasse. De vermoedelijk 14 de eeuwse Chapelle Saint-Sauveur (elke dag open op variabele tijden) bevat glas-in-loodramen, beeldhouwwerken, mozaïeken en fresco's van zijn hand. Wie het werk van de joodse Tobiasse kent, weet dat in de kapel een vrolijke wereld wacht met thema's gebaseerd op de bijbel en met menselijke figuren, vogels en bloemen in warme en stralende kleuren.

Als u dan toch in de hoog gelegen Rue Saint Sauveur bent, is het interessant die straat eens te bekijken. Het is de bedoeling van dit eeuwenoude stuk weer een levendig geheel te maken met ateliers, restaurants, cafés en terrassen. Bij het uitzicht daar op Cannes zou je dan kunnen proberen je voor te stellen hoe dit alles was toen Lord Brougham er voor het eerst kwam en voor dit gebied viel.

 

Chapelle Sainte Rosaline, Chagall

 

Wilt u nog meer kapellen, dan is het een kwestie van ‘even' doorrijden naar Les Arcs-sur-Argens in de Var. Zo'n 4 kilometer ten noorden hiervan ligt de Chapelle Sainte Roseline (open woe en zo 2.30-5.00 uur), een Romaanse kapel die ooit deel uitmaakte van een kloostercomplex waarvan niet veel meer over is. Begin 14 de eeuw zwaaide hier Roseline de Villeneuve, de latere heilige, de kerkelijke scepter. De kapel bevond zich in zeer slechte staat toen in 1968 Marguerite Maeght, inderdaad die van het museum Fondation Maeght in St.Paul, vond dat hieraan iets moest worden gedaan. Zij en haar man hadden contacten met vele kunstenaars, o.a. Marc Chagall en Diego Giacometti, de broer van de beeldhouwer Alberto Giacometti. Het is dan ook niet vreemd dat hier van hen en van nog enkele anderen kunstwerken te vinden zijn, verspreid door de nog steeds wat bouwvallige ruimte. Die zijn alle gebaseerd op het met wonderen doorspekte leven van Roseline. Als dochter van Arnaud de Villeneuve, destijds de grote baas in Les Arcs, deed zij met haar godsvruchtige inborst wel eens dingen die haar vader niet bevielen, zoals brood uitdelen aan de armen bij de ingang van het kasteel. Toen ze weer eens een keer brood in haar schort droeg en haar vader eiste te laten zien wat ze verborg, bleek er ineens een bos rozen in te zitten. Wie weet kan magiër Hans Klok nog wat leren van dit ‘Miracle des Roses'. Overigens had Roseline beslist goede connecties met de engelen. Een paar jaar later, toen ze in het klooster was ingetreden, was ze zodanig verzonken in gebed dat ze vergat de maaltijd voor de gemeenschap te bereiden. Maar gelukkig ontdekten een paar engelen dit nog net op tijd en kwamen die haar te hulp door zelf de keuken in te duiken en daar iets klaar te maken. Nu ligt Sainte Roseline, als nog een ander klein wonder, in een glazen vitrine uitgedroogd en gemummificeerd op u te wachten.

Mocht u zelf ook uitgedroogd zijn na al deze kapellen en deze wonderen en heeft u behoefte aan een opkikkertje, dan kunt u naast de kapel terecht bij de wijnproeverij van het chateau van Sainte Rosaline. Het lijkt me geen slechte optie om daar bij een glas wijn nog eens te overdenken wat de komst van Lord Brougham uiteindelijk allemaal tot gevolg heeft gehad. Die geschiedenis is op zich ook al een wonder.

 

Voor de vermelde openingstijden steek ik niet mijn hand in het vuur want het is me gebleken dat die in Frankrijk net zo veranderlijk zijn als het weer in Nederland.

 


Als u op mijn artikel wilt reageren, stuurt u mij dan een email.

Als u mijn nieuwsbrieven per email wilt ontvangen, kunt u dat hier aangeven.