BEELDENDE KUNST
  Rubriek door Toos van Holstein

Mooi blauw is niet lelijk

Een tijd geleden was ik voor mijn kunstactiviteiten in Londen en kwam dus welhaast vanzelfsprekend terecht in de National Gallery. Dat museum is absoluut één van de mooiste ter wereld voor de liefhebber van schilderijen en kunstgeschiedenis. Je komt er  prachtige werken tegen van welke oude grootmeester dan ook. Bij één van de schilderijen die sterk mijn aandacht trokken, kwam de gedachte ‘mooi blauw is niet lelijk’ in mij op. Dat was niet omdat het werk op zich prachtig was, maar juist omdat er te weinig blauw in zat. Zo’n opmerking behoeft natuurlijk enige uitleg!

Het betrof een paneel van Michelangelo (1475-1564) uit 1501, een zogenaamde graflegging van Christus. Van dat onderwerp heeft, heb ik het gevoel, elke kunstenaar uit de tijd van de Renaissance op z’n minst wel één afbeelding gemaakt, dus dat was het bijzondere niet. Nee, er was iets verkeerd met de kleuren en er ontbrak een persoon. Want waar was Maria? De apostel Johannes stond er natuurlijk op, aan de linkerkant van het lichaam van Jezus. Vanzelfsprekend ontbrak ook Maria Magdalena niet, aan de rechterkant, trouwens wel gekleed in een viezig bruin gewaad. Maar waar was, wenend en één en al treurigheid uitstralend, de knielende Moeder en Maagd Maria? Die moest eigenlijk wel rechts onderaan  zitten op de plaats waar nu alleen maar een lege vorm was te vinden.   

  

De graflegging, Michelangelo Buonarotti, 1501           

National Gallery, Londen  

                                     

Waarom die lege vorm en waarom geen kleur? Gezien de kleurencompositie van het schilderij hoorde er daar gewoon blauw te komen als, zoals dat in schilderstermen heet, antwoord op het rood van Johannes. Kunsthistorici hebben zich natuurlijk ook in die vragen verdiept. Het vermoedelijke antwoord ligt eigenlijk heel erg voor de hand: Michelangelo had gewoon even niet het juiste blauw! Dat was in bestelling en het daarvoor benodigde ultramarino was nog onderweg vanuit Afghanistan. Deze nogal kort-door-de-bocht formulering zal waarschijnlijk niet voor iedereen direct helder zijn. Om duidelijkheid te verschaffen moet ik iets vertellen over de geschiedenis van de kleur blauw.

Die geschiedenis is een heel bijzondere. Want in de 19de eeuw vonden er in de wetenschappelijke wereld in Engeland verhitte discussies plaats tussen heren die daarvoor hadden doorgeleerd of de oude Grieken nu eigenlijk wel de kleur blauw konden zien. In het kader van de evolutieleer van Darwin meenden sommigen zelfs dat wij, de huidige mens, in de loop van een paar duizend jaar geëvolueerd waren naar een subtieler kleurenwaarnemingsvermogen waardoor wij nu wel blauw konden waarnemen. Die discussies waren gebaseerd op het feit dat in het oude Grieks geen concrete woorden voor ‘blauw’ te vinden waren. Volgens de taalkundigen waren er wel woorden die er op de een of andere manier enigszins naar verwezen, maar die hadden tegelijkertijd ook altijd nog  meerdere betekenissen. In beschrijvingen van de regenboog kwam blauw bijvoorbeeld ook niet voor. De officiële kleurenwereld van de Grieken was trouwens gebaseerd op maar drie kleuren, namelijk wit, zwart en rood, zoals ook goed te zien is aan de prachtige vazen die hun beschaving ons heeft nagelaten. Dit betekent overigens niet dat blauw in hun maatschappij niet voor kwam. Friezen op de tempels van het Parthenon in Athene schijnen wel degelijk blauw beschilderd te zijn geweest, maar het was gewoonweg een kleur die in hun dagelijkse leven geen belangrijke rol speelde.

In de Romeinse tijd kwam hierin geen verandering, al werd ook daar wel blauw gebruikt zoals blijkt uit de achtergrondkleur van fresco’s in Pompei en uit diverse  mozaïeken op allerlei plaatsen. Dat komt omdat die laatste kunstvorm afkomstig was uit Aziatische culturen, waar blauw wel een belangrijke rol speelde, net zoals ook in het oude Egypte. Een treffend voorbeeld daarvan is het dodenmasker van Toetanchamon waarin de blauwe halfedelsteen lapis lazuli is verwerkt. Maar net zoals bij de Grieken bleven wit, zwart en rood voor de Romeinen de hoofdkleuren. Rood in al zijn nuances was zelfs zo belangrijk dat in het Romeinse Latijn coloratus (gekleurd) en ruber (rood) synoniemen waren. Blauw had in die tijd zelfs een heel negatieve gevoelswaarde omdat het gekoppeld werd aan de barbaren. Caesar schreef bijvoorbeeld dat de Kelten en Germanen hun lichamen blauw schilderden om de tegenstander af te schrikken en Plinius beweerde dat Bretonse vrouwen dat ook deden voor ze zich overgaven aan orgastische rituelen.

Blauw was dus beslist niet populair onder de oude Grieken en Romeinen en speelde geen enkele rol in hun sociale leven en hun symbolenwereld. Vandaar waarschijnlijk dat in het Latijnse kleurenvocabulaire het Germaanse blavus en het Arabische azureus uiteindelijk de aanduidingen voor blauw werden.

Je kunt je dit tegenwoordig nauwelijks meer voorstellen want waar je in onze Westerse wereld ook kijkt, er is altijd wel ergens blauw. Denk maar aan het blauw van de spijkerbroek, zo langzamerhand het meest gedragen kledingstuk in onze cultuur. Of tel het aantal blauwe auto’s op de weg maar eens!. Blauw, zo blijkt uit onderzoek, is zelfs onze populairste kleur. Er moet dus ergens een omslag zijn gekomen in onze kleurenperceptie. Tot in de 12 de eeuw was dat in ieder geval nog niet zo. De zee werd in die tijd zelfs nog niet met blauw aangegeven of benoemd. Het kon wel met groen en zelfs rood maar niet met blauw. Maar in de loop van die eeuw gebeurde er iets speciaals. Dat heeft vanzelfsprekend te maken met het christelijk geloof, want in die tijden was alles in het dagelijks leven volledig doordrenkt met die geloofsbeleving.  Overigens hield dit niet in dat men het binnen de kerk over alles met elkaar eens was. Zo werd er al tijden lang door twee tegengesteld denkende groepen gediscussieerd over het gebruik van kleur en licht in de kerk en de symboliek die aan de diverse kleuren moest worden toegekend.

Notre Dame de la Belle Verrière,

kathedraal Chartres                     

 

De eerste groep zag kleur als een lichtverschijnsel waardoor kleur immaterieel zou zijn en dus goddelijk van karakter omdat God zelf ook licht was. De andere groep, vooral gevormd door de cisterciënzers, koppelde kleur aan de materie en materie was aards. Omdat God niet aards was, kon kleur dus ook geen goddelijk karakter hebben en mocht het niet in de kerk worden gebruikt om God te eren. Toen in de jaren 30 en 40 van de 12de eeuw de kerk van Saint-Denis ten noorden van Parijs moest worden herbouwd, zag de abt Suger, leider van de bouw en vurig aanhanger van de eerste groep, zijn kans schoon. Hij besloot dat zijn kerk een tempel van licht en kleur moest worden ter ere van God. Daarbij had hij ook nog de op Bijbelse verhalen gebaseerde droom een kerk te bouwen met daarin kostbare stenen. Omdat voor hem de fonkelend blauwe edelsteen saffier de mooiste was, kwam dus blauw plotsklaps om de hoek kijken. Juist ook in die tijd groeide de Mariaverering sterk met als gevolg dat de kledij van Maria ook maar blauw moest worden, terwijl daar eerst heel andere kleuren voor werden gebruikt. Om nu verder een lang verhaal kort te maken, blauw steeg met stip in de Kleuren Top Tien, in alle kathedralen die toen in het noorden van Frankrijk werden gebouwd, en dat waren er nogal wat, kreeg blauw in de kerkramen een belangrijke rol, Maria kleurde blauw en nu vergapen we ons nog steeds aan de Notre Dame de la Belle Verrière in Chartres, een gebrandschilderd raam van Maria met kind uit 1150. Het werd in 1194 gered uit de desastreuze brand van de kathedraal daar. De daarna herbouwde gotische kathedraal die we nu als één van de mooiste ooit  kunnen bewonderen, bevat nog steeds dit raam als één van de weinige die uit die tijd zijn overgebleven. De mantel van Maria is gemaakt door aan het gesmolten silicium kobaltoxide toe te voegen waardoor een prachtig helder blauw ontstond. Omdat kobalt behoorlijk giftige eigenschappen heeft en in die tijd ook nog eens heel duur was, werd het in de 13de eeuw vervangen door koper en mangaan, met als gevolg een donkerder blauw dat minder helder is. Door al deze kleurontwikkelingen droeg de Maagd sterk bij aan de nieuwe status van blauw. ’t Kwam zelfs zover dat diverse belangrijke kerkelijke en wereldlijke leiders blauw begonnen te dragen. Zo was Lodewijk IX (1214 - 1270) de eerste Franse koning die regelmatig in het blauw verscheen.

Voorlopig werd blauw dus de belangrijkste kleur van Maria. In het Musée d’Art Religieux te Luik staat een houten beeld van haar van rond het jaar 1000 dat oorspronkelijk zwart geschilderd was. In de 13de eeuw werd het echter blauw overgeschilderd. Maar ook Maria ging met de mode mee zodat ze in de 17de eeuw volgens de toen populaire barokstijl in een goudkleur werd gehuld om twee eeuwen later, nadat de doctrine van de Onbevlekte Ontvangenis door de paus was afgekondigd, wit te worden. U ziet, kleuren hebben een grote symbolische betekenis in onze maatschappij en hangen samen met heel wat kleurige verhalen.

Annunciatie, Les Belles Heures,

gebroeders van Limburg, 1409  

 

Maar ook verhalen werden, letterlijk, sterk gekleurd in die eeuwen, denk maar aan de vele miniaturen waarmee boeken destijds werden verfraaid. Allicht  kwam Maria voor in die boekverluchtigingen en daarbij was juist voor haar alleen het duurste materiaal goed  genoeg. In de late Middeleeuwen werd dat het ultramarino, een pigment  gemaakt uit de prachtige halfedelsteen lapis lazuli, dat een ongelooflijk mooie en diepblauwe uitstraling heeft. Die steen kwam, en komt nog steeds, vooral uit Afghanistan en was daardoor natuurlijk wel een poosje onderweg. Eerst werd hij gedolven in mijnen waarover Marco Polo al had geschreven, dan moest hij per ezel de bergen over, met de kameel door de woestijn naar de kust van de Middellandse Zee en nog per schip naar Venetië. Daarna werd de steen vergruisd om er ten slotte op een technisch nogal ingewikkelde  manier het pigment uit te halen. Per kilo steen bleef er uiteindelijk maar 20 tot 30 gram ultramarino van de beste kwaliteit over. Dit had tot gevolg dat het ultramarijn, dat dus letterlijk vertaald ‘van overzee’ kwam, schrikbarend duur was. Het was in de tijd van de Renaissance zelfs duurder dan goud. Daarom kon een schilder ‘t zich ook niet veroorloven het zelf te kopen. Als een opdrachtgever een werk wilde hebben met daarin ultramarijn verwerkt, moest hij dat geld voorschieten aan de kunstenaar. Prachtige  voorbeelden met ultramarijn zijn de beroemde getijdenboeken Les Belles Heures en Les Très Riches Heures die de Duc de Berry in het begin van de 15de eeuw liet maken door de gebroeders van Limburg,. Die boeken, waarover laatst een uitgebreide tentoonstelling in Nijmegen was, bevatten prachtige miniaturen waarin ’t zogezegd stikt van de blauwe Maria’s. Maar dat kon ook alleen omdat de Duc een leuk spaarpotje had. Zou ik nu het ultramarijn willen gebruiken waarmee de gebroeders Limburg werkten, dan zou ik trouwens nog steeds diep in mijn beurs moeten tasten met zo’n € 1.500 voor 100 gram van de beste kwaliteit. Dat ik bij het schilderen toch onbekommerd in mijn tubetje ultramarijn knijp, komt omdat in 1826 een Fransman een scheikundig proces ontdekte waarmee een synthetische vorm ervan kon worden gemaakt die veel en veel goedkoper was.

Maar daaraan had Michelangelo natuurlijk geen boodschap toen hij in 1501 in Rome op zijn ultramarijn zat te wachten, dat op dat moment blijkbaar niet voorradig was. Het wachten duurde hem zeker te lang en de jonge Michelangelo vertrok in het voorjaar naar Florence om daar te gaan hakken aan zijn nu wereldberoemde 4 meter hoge marmeren David. ‘De graflegging’ heeft hij in ieder geval nooit meer afgemaakt en daarom kon ik dit verhaal over blauw, lapis lazuli en ultramarino schrijven.

Overigens was met de uitvinding van het synthetische ultramarijn de ontwikkeling in de geschiedenis ervan nog niet afgelopen. Een echte Niçois, Yves Klein (1928-1962) voegde er nog een hoofdstuk aan toe.

 

De overwinning op Samothrake,

beeld van Yves Klein, 1962

 

Deze kunstenaar, die o.a. wereldberoemd werd door zijn performances met beschilderde naakten, vrouwen natuurlijk, ontwikkelde met behulp van het ultramarijn een speciaal pigment waarmee hij bijna lichtgevende,  monochromatisch blauwe schilderijen en beelden maakte. Het recept daarvan is nog steeds geheim en zelfs gepatenteerd onder de naam IKB, International Klein Blue.

En wat betreft die viezig bruine mantel van Maria Magdalena op ‘De graflegging’ van onze grootmeester Michelangelo Buonarotti, waarover ik in het begin van dit kunststukje schreef? Dat is natuurlijk weer een heel ander verhaal.

 

Als u op mijn artikel wilt reageren, stuurt u mij dan een email.

Als u mijn nieuwsbrieven per email wilt ontvangen, kunt u dat hier aangeven.