BEELDENDE KUNST
  Rubriek door Toos van Holstein

Toeval en Kunst

 

Marc Chagall, Le table devant le village

 

Op een mooie februarimorgen in 1994 beklom ik met een klein gezelschap de toegangsweg naar een oud stadje in het achterland van de Côte d’Azur. Ik was bij toeval ergens tussen Nice en Cannes beland omdat een Australisch familielid daar een paar maanden zat en graag wat Nederlandse familie op bezoek kreeg. En dan trek je er natuurlijk ook met elkaar op uit. Omdat voor ons het achterland daar nog onbekend was, wist ik ook niet dat we, alweer bij toeval, door het zoeken van een parkeerplaats het stadje aan de achterkant betraden. De voorkant met de grote middeleeuwse toegangspoort bij het jeu de bouleplein met “Café de la Place” aan de ene en  “La Colombe d’Or” aan de andere kant  ontdekten we dus pas later. Over hobbelige keien liepen we het smalle hoofdstraatje in. De hele ambiance was er één van middeleeuwse charme met een modern accent door de diverse soorten  winkeltjes met ook hier en daar een galerie. Dit was beslist een heel leuke ontdekking! Zelf voelde ik nog meer dan dat. Ik kon het niet goed beschrijven maar die plek oefende een speciale aantrekkingskracht op mij uit. Blijkbaar was dat toch ook het geval voor meer mensen, want toen we verder die straat inkwamen, werd het  drukker en drukker. Dat viel weer een beetje tegen: dacht je iets leuks te hebben gevonden en was je toch niet de enige.

Om een lang verhaal kort te maken, ik had, zo bleek achteraf, een grote toeristische attractie ontdekt: Saint Paul de Vence! Alleen wist ik toen nog niet dat het zo heette. Ik had zelfs nog nooit van die naam gehoord. En dat voor een historische attractie met 2½ miljoen bezoekers per jaar. Schande, schande, hoor ik u zeggen, maar ja, ’t is niet anders!

Ondanks mijn onbekendheid met Saint Paul had de plaats toch een zodanig magische aantrekkingskracht op mij dat ik diezelfde dag spontaan besloot er een aantal maanden te willen gaan werken. In de loop van de middag nog heb ik een zolder kunnen huren aan de Rue Grande waar ik later de lentemaanden heb doorgebracht, schilderend en genietend van het uitzicht over de vallei en de heuvels in het westen met nog een glimp van de zee in het zuiden. Als een bijna echte Saint- Paulois  mocht ik zelfs met vergunning mijn auto in de stad op de wallen parkeren. Dat gaf absoluut een kick als je zag met hoeveel moeite al die horden toeristen  op zoek waren naar een lege parkeerplek in de omgeving.

Ik vertel dit verhaal omdat het zo mooi illustreert dat Saint Paul iets inspirerends heeft dat in de eerste helft van de vorige eeuw al tal van kunstenaars had aangetrokken. Dat programmamaker Ivo Niehe in zijn huis bij Saint Paul tot de beste ideeën komt, zoals ik laatst las, kan ik dan ook heel goed begrijpen. Zo zie je ook hoe toeval het leven beïnvloedt, zeker dat van mij als kunstenaar. Want als die Australische nicht niet daar aan de Franse kust was neergestreken, had ik niet een jaar later een tentoonstelling gehad in het Musée de Saint Paul, iets waarop ik nog steeds trots ben omdat ik naar mijn weten de enige Nederlandse kunstenaar ben geweest die deze eer te beurt is gevallen. Dan had ik niet Ermert en Magda Wissink van Domaine Cocagne ontmoet, had ik daar  niet heel veel contacten opgedaan, had ik nu niet mijn atelier in Nice gehad, ook niet bij Galerie Qvadrige aldaar geëxposeerd en zou ik niet deze Kunststukjes voor het Magazine schrijven.

Ik zou dan ook nooit laat in de avond door Saint Paul hebben gedwaald, als de dagtoeristen zijn verdwenen en het stadje weer helemaal aan zichzelf is overgelaten. Dan is er dat ondefinieerbare dat ooit  groten als Matisse, Chagall, Picasso, Braque, Léger en Dufy heeft aangetrokken. Maar zouden die daar hebben vertoefd als   er niet Paul Roux was geweest, de eigenaar van “La Colombe d’Or”? En zou Saint Paul dan hebben kunnen pronken met dat prachtige museum van de Fondation Maeght? Paul Roux en het toeval zijn volgens mij in dit geval een gouden combinatie gebleken.

Want waarom was het in 1920 door hem geopende café “A Robinson”, dat in 1931 werd getransformeerd in de van drie kamers voorziene auberge “La Colombe d’Or” voor die kunstenaars zo’n aantrekkelijke pleisterplaats? Dat kwam door die Paul Roux!  Hij wist op de juiste manier om te gaan met dat eigenzinnige volkje. Niet voor niets was de tekst op het uithangbord dat hij in 1931 aan de muur bevestigde: “Ici, à La Colombe, on vient à pied, à cheval, ou en peinture”. Dank zij hem kunnen de vele beroemdheden die zich nu met grote limousines voor de deur laten afzetten, lunchen en dineren te midden van de werken van wereldberoemde kunstenaars. De kunst die ze daar in vroeger tijden achter lieten om er hun maaltijden en hun verblijf mee te betalen.

 

Interieur van ''La Colombe d’Or''

 

Zou Saint Paul zonder Paul Roux misschien niet de kunstkermis zijn geworden waarin het de laatste jaren toch wel iets teveel is getransformeerd? Dat zijn van die als-vragen waarop geen antwoord te geven is. Want, zoals mijn lief dan zegt “als ik nog een broer had gehad, zou die dan bruine bonen hebben gelust?”.

Hoe dan ook, het staat vast dat Saint Paul een groots kunstverleden heeft en dat “La Colombe d’Or” daarin een belangrijke rol heeft gespeeld waardoor het nu een kunstverzameling bezit waaraan  geen enkel ander hotel/restaurant ook maar kan tippen.

Waar hangt zomaar bij je tafeltje een originele Braque, Léger of Picasso? Een Picasso die Francis, de zoon van Paul Roux, in het atelier van de schilder kon komen uitzoeken toen die had vernomen dat Paul niet lang meer te leven had. “Ik weet dat je vader houdt van wat ik maak, kom naar mijn atelier en zoek een doek uit dat hem zal bevallen”. Die geste geeft wel aan hoe nauw de band was die Roux met “zijn kunstenaars” had. Kunstenaars die in de voetstappen van Cézanne, Renoir en Matisse de Provence en de Côte d’Azur hadden ontdekt en uiteindelijk in “La Colombe” terecht kwamen. Vanuit Cannes konden ze namelijk de tram nemen die toen nog naar Vence reed, schilderspullen onder de arm en op de rug. In “La Colombe” wachtte dan wel een koel glas bier of een vin de Provence en een maaltijd.  Sommigen kwamen zelfs wonen in Saint Paul, zoals Chagall die er een huis kocht buiten de wallen en er ook begraven ligt. Daar bij de achteringang van Saint Paul waar ik voor het eerst binnenkwam. Dat het silhouet van de stad op een aantal van zijn werken een rol speelt, is dus niet verbazingwekkend: zie de bijgevoegde voorbeelden.

 

Marc Chagall, Le couple dans le paysage bleu

 

Ik heb het zelf nog niet ontdekt maar er is nu zelfs een wandelroute waarbij met afbeeldingen van zijn schilderijen de plekken gemarkeerd zijn waar vandaan het zicht op Saint Paul hetzelfde is als op die werken.

Maar dat zijn  ontwikkelingen van na de Tweede Wereldoorlog. De basis voor Saint Paul als kunstoord werd toch daarvoor gelegd.

Na die kunstenaars kwam in 1941 de filmwereld. Want in het bezette Parijs werden de studio’s gecontroleerd door de Duitse bezettingsmacht en in Nice, in het zogenaamde vrije deel van Frankrijk, stond de Victorine, de enige filmstudio waar nog vrij kon worden gedraaid. Daar is dus weer dat toeval waardoor Saint Paul ook bij filmsterren bekend raakte. Toen in 1946 ook nog eens het filmfestival van Cannes werd geïnitieerd, was het natuurlijk ook gelijk raak voor het kunstzinnige Saint Paul. Zo kwam Yves Montand er terecht en ontmoette in de Colombe Simone Signoret met alle gevolgen van dien. En filmster Anouk Aimée kwam er aan met Pierre Barouh en vertrok met Albert Finney. Maar dat zijn heel andere verhalen uit een heel andere tak van sport.

Het ligt voor de hand dat ook de na-oorlogse generatie kunstenaars de stad begon te frequenteren. Zoals Arman, Yves Klein, César en Niki de Saint Phalle, kunstenaars van het Nouveau Réalisme, een beweging die men in Nice nog wel eens trots, maar in feite onterecht, als de École de Nice wil aanduiden. Want dat die kunstenaars allemaal wel op één of andere manier iets met Nice hadden te maken, duidt nog niet op een speciale kunststroming die daar  zou zijn ontstaan. Allemaal kwamen ze weer in de Colombe. César logeerde er naar eigen zeggen altijd gratis. “Hier betalen de kunstenaars nooit”. Want al mocht oprichter Paul Roux inmiddels zijn overleden, zijn zoon Francis ging op dezelfde manier door.   Dus kreeg hij daardoor diverse werken van César in bezit. Op het terras van het restaurant staat een menshoog afgietsel van “La pouce” , de beroemde duim van César die ook op diverse andere plaatsen in de wereld is te vinden.

 

La pouce, brons van César

 

Maar toen César zo genereus was, kon Arman weer niet achter blijven. Want beweren dat na-ijver in het kunstwereldje een onbekend fenomeen is, doet beslist geen recht aan de waarheid.   “Je verzamelt César, maar van mij heb je niets moois”. Dus zorgde Arman ervoor dat er van hem ook werk in “La Colombe” kwam. ’t Is toch wel heel erg leuk als je op die manier aan een eigen kunstverzameling kunt bouwen. Ik vraag me trouwens wel af hoe hoog de verzekeringspremie is die betaald wordt door de familie Roux, die nu al in de derde generatie “La Colombe” leidt in de persoon van Francois, zoon van Francis. Dat zal geen klein bedragje zijn. Je kunt het ze dus eigenlijk ook niet kwalijk nemen dat je er geen plat du jour voor zo’n € 10 kunt nuttigen!

In de tussentijd waren ook Aimé en Marguerite Maeght van de bekende Parijse kunsthandel Maeght in Saint Paul neergestreken. Wat wil je ook als veel van je kunstenaars daar regelmatig bivakkeren. Van het een kwam het ander en in 1963 werd de Fondation Maeght geopend, dat particuliere museum met als basis de geweldig collectie die de Maeghts hebben nagelaten. Overigens is het museum een poos gesloten geweest voor renovatie, zij het gelukkig iets minder lang dan het Rijksmuseum en het Stedelijk Museum in Amsterdam. Deze zomer opent het weer met een expositie van werk van Giacometti, beslist de moeite waard om eens te gaan kijken. En waarom dan niet gelijk ook maar even een vorkje geprikt in “La Colombe”, want eigenlijk is dat een Fondation Maeght in het klein. Is er in de Fondation een speciale beeldentuin van de Catalaan Joan Miró, dan hangt er dus ook werk van hem in de Colombe. Hebben ze in het museum een uitgebreide collectie van Léger, dan geniet je in de Colombe-patio van zijn “Femme au perroquet rouge” op de grote muur daar.

Staat er een grote sculptuur van de Amerikaan Alexander Calder  bij de  museumingang, dan vind je een metalen vogel van zijn hand in de Colombe. Na elk verblijf daar stuurde Calder achteraf per koerier een gouache, maar op een dag was dat die vogel. Yvonne, de vrouw van Francis, vond de witte kleur ervan toch wat te weinig afsteken  tegen hun witte muren dus schilderde zij het kunstwerk maar rood. Het zegt genoeg over hun vriendschap dat Calder, toen hij dat zag, zich er alleen maar vrolijk over maakte.

Let trouwens ook eens op het huidige uithangbord van de Colombe. Allicht is dat ook van een kunstenaar, zij het een iets minder bekende dan de vele anderen die hier al genoemd zijn. Maar de Belg Jean-Michel Folon (1934-2005) kende als vriend van César wel velen van hen en had een speciale band met Saint Paul en dus ook met de familie Roux. Zijn laatste grote project is te vinden in de Chapelle des Pénitents blancs naast de kerk die overal bovenuit steekt.

 

Mozaïek met altaar van Folon in de kapel, detail

 

Hier mocht hij, zoals eerder ooit Matisse, Picasso en Cocteau hun “eigen kapel” aan de Côte kregen, zijn kapel decoreren.  Zelf heeft hij het eindresultaat niet meer meegemaakt. Maar sinds  2008 kan een ieder daar zijn sprookjesachtige wereld bewonderen, een wereld die mij qua sfeer sterk doet denken aan Chagall. ’t Moet toch een heerlijke uitdaging zijn zo’n ruimte te mogen bewerken. Als iemand nog eens ergens een kapel weet, ik houd mij aanbevolen.

Toch zit ik nog met één als-vraag. Stel dat in 1872 de toenmalige burgemeester van Saint Paul niet voor 400 FF de wallen en muren van de stad had gekocht van de Franse regering die deze wilde afbreken om de losse stenen te kunnen verkopen. Stel dat hij niet had ingezien dat dit van publiek belang was. Hoe zou dan nu het aanzien van het stadje zijn geweest en zou het dan nog de charme hebben gehad die het nu tentoonspreidt? En zouden dan die kunstenaars .....? Toeval, hoe belangrijk kan dat zijn!


Als u op mijn artikel wilt reageren, stuurt u mij dan een email.

Als u mijn nieuwsbrieven per email wilt ontvangen, kunt u dat hier aangeven.