BEELDENDE KUNST
  Rubriek door Toos van Holstein

To innovate or not to innovate, that’s the question!

Schilderen met olieverf

Innovatie is tegenwoordig het grote toverwoord. Daarmee gaan wij het dreigende gevaar van de Gele Draak en andere opkomende economieën verslaan. Dus bezuinigt de regering op onderwijs, wordt het gemiddeld opleidingsniveau van de leerkrachten lager en wijst de minister 9 vakgebieden aan waarop we gaan innoveren. Beter gezegd: MOETEN innoveren! Want zo’n proces kun je natuurlijk sturen. Ten minste, zo wordt daar in bestuurlijke kringen over gedacht. Maar als er, naar mijn bescheiden mening, iets is waar nu juist moeilijk sturing aan is te geven, dan is ‘t juist daar waar creativiteit, ontdekking en innovatie  de hoofdrol speelt.

Zouden, om maar eens een dwarsstraat te noemen, in het vroeg 15de eeuwse Vlaanderen magistraten het ooit in hun bolle hoofd hebben gehaald om het gebied van de schilderkunst als innoverende sector aan te wijzen? Ik denk van niet. De gebroeders Van Eyck waren echt niet aan het innoveren met olieverf omdat zoiets van bovenaf gestuurd werd. Ze waren daarmee gewoon bezig omdat het hun vak was en omdat schilderen met de gebruikelijke eitempera nogal wat nadelen had. Die verf, gemalen pigmenten vermengd met eidooier, droogde vrij snel. Daardoor kon je maar weinig verf in één keer aanmaken en was achteraf corrigeren ook moeilijk. Met lijnolie in plaats van eidooier bleek de verf echter veel minder snel te drogen en werd de kleur ook nog eens veel intenser.

Het is niet waarschijnlijk dat, zoals lang gedacht, de Van Eycks de olieverf hebben uitgevonden. Maar vooral Jan van Eyck (ca. 1390-1441) heeft met de door hem ontwikkelde, innoverende   lagentechniek het gebruik ervan wel op een veel hoger plan gebracht. Die techniek sloeg zo sterk aan dat ze zich, voor die tijd, razendsnel door Europa verspreidde. Je zou je af kunnen vragen hoe de Renaissance in Florence enkele decennia later zich zou hebben ontwikkeld als kunstenaars  daar die nieuwe Vlaamse olieverftechniek niet hadden gekend. Maar misschien hadden ze die dan zelf wel uitgevonden. In ieder geval konden de zogenaamde Vlaamse Primitieven, waartoe ook Jan en Hubert van Eyck (ca. 1366-1426) behoorden, al veel eerder de mooiste olieverfschilderijen maken dan later de zo beroemde representanten van de Renaissance als Leonardo da Vinci, Botticelli en Michelangelo.  Denk maar aan het wereldberoemde “Lam Gods” in de Sint Baafskathedraal te Gent. Maar ik laat hier liever een andere afbeelding zien.

 

Jan van Eyck in zijn atelier

 

Op deze prent van Jan Baptist Collaer van rond 1580, geïnspireerd op een werk van Johannes Stradanus (oftewel Jan van der Straet uit Brugge) staat namelijk Jan van Eyck zelf afgebeeld in zijn atelier. Rechts worden door leerlingen de mineralen vermalen en wordt er lijnolieverf mee gemaakt, soms nog vermengd met bepaalde harsen om de kleurschittering nog beter te maken.

Die olieverf kun je nou een typisch geval van innovatie noemen dat een gigantische invloed heeft gehad op de schilderkunst in de eeuwen daarna.

Maar heeft u zich ooit afgevraagd, om nog maar eens een andere dwarsstraat te nemen, waarom Rembrandt niet met ezel en doek door de straten van Leiden of Amsterdam liep om in de open lucht af en toe een tafereel te schilderen? Dat kwam simpelweg omdat er niks bestond waarin hij zijn dure, in het atelier gemaakte olieverf goed kon bewaren en tegen uitdroging en verharding kon beschermen. Hij ging dus, net als zijn vele kunstcompanen, op stap met de versie van de toenmalige iPhone: miniscule, stijlvolle schetsboekjes in het handzame formaat van de iPhone met een pennetje verstopt in de omslag. Geen foto’s dus, maar snelle schetsen van situaties die de kunstenaar de moeite waard vond om “op te slaan”. Deze beperking heeft overigens wel weer ongelooflijke schetsen opgeleverd. Zelf vind ik nog altijd twee simpele tekeningen die hij ter plekke maakte van de opgehangen meid Elsje Christiaens van een intensiteit die je met geen foto kunt vangen. Wat een paar lijnen al niet kunnen suggereren!

 

Rembrandt, Elsje Christiaens aan de galg

 

Omdat ze met een bijl haar werkgeefster had vermoord, werd Elsje op de Dam aan een paal gewurgd en daarna met haar eigen bijl een paar keer op het hoofd geslagen. Daarna werd haar lijk naar het galgenveld gebracht om daar samen met die bijl te worden opgehangen. Wat je noemt interessante tijden! Rembrandt heeft waarschijnlijk de reis naar dat galgenveld speciaal ondernomen om die schetsen te maken. Een poos geleden kwam er nog een roman uit van Margriet de Moor “De schilder en het meisje”, die over dit alles handelt.

Schilderen met olieverf uit de tube

Maar om weer terug te komen op de innovatie in de kunst, ’t heeft hierna nog bijna twee eeuwen geduurd, tot rond 1840, voordat één simpele uitvinding het kunstenaars mogelijk maakte zich te wijden aan “en plein air” schilderen, de Franse plaats Barbizon beroemd werd en de basis werd gelegd voor het Impressionisme. En dat was de vervormbare zinken verftube, uitgevonden en gepatenteerd in Engeland door de Amerikaan John Goff Rand! Tja, zo eenvoudig kan het soms zijn. Nu kon de olieverf jarenlang goed bewaard blijven. Weg dus met die toch nog zuurstof doorlatende zakjes van varkensblazen waarin  olieverf wel enige tijd kon worden bewaard maar vanwege die oxidatie niet lang genoeg. Weg ook met het tijdvretende zelf maken van de verf. Er ontstonden fabrieken waar kwaliteitsolieverf in grote hoeveelheden werd gemaakt en verpakt in tubes.

Maar hoe zit ‘t nu met dat Barbizon en het Impressionisme? Toevallig was er in de periode rond 1840-50 in Frankrijk als reactie op het neoklassieke academische schilderen een tegenbeweging ontstaan om meer naar de natuur te gaan werken. Exponenten van die richting waren bijvoorbeeld Millet (1814-1875) en Rousseau (1812-1867), nu grote namen in de kunstgeschiedenis.

 

Millet, Les glaneuses

 

Samen met anderen vormden zij wat in de kunstgeschiedenis de School van Barbizon is gaan heten. Dat Barbizon was een plaatsje in de buurt van Fontainebleau waar een aantal kunstenaars neerstreek om de hectiek van Parijs te ontvluchten en zich te laten inspireren door het landschap en het boerenleven. Met de zinken verftube waren die kunstenaars nu voor het eerst in staat om buiten te gaan schilderen en te proberen de grote variatie aan kleursferen in de natuur vast te leggen. Daarmee werden zij niet alleen steeds bekender maar waren ze ook de voorlopers van de latere Impressionisten.

Hoe onvoorspelbaar de gevolgen van zo’n eenvoudige innovatie kunnen zijn bleek wel toen de gegoede burgerij uit Parijs de kunstenaars volgde naar Barbizon, daar tweede huizen aanschafte om van de natuur te genieten, er een spoorverbinding werd aangelegd om ze te vervoeren met weer als gevolg dat er ter plekke veel nieuwe werkgelegenheid ontstond. En dat alles door de verftube! Zo onvoorspelbaar is de wereld.

 

Schilderen zonder olieverf

Sindsdien is er natuurlijk van alles gebeurd in de schilderkunst. Maar tot voor kort was er eigenlijk geen echt revolutionaire technische vinding meer die haar sterk heeft beïnvloed behalve dan de acrylverf die werkt op water- in plaats van oliebasis. Door kunstcritici is de afgelopen halve eeuw de schilderkunst trouwens al diverse keren dood verklaard. Toch is ze elke keer weer wonderbaarlijk uit die dood verrezen. Maar ach, die critici moeten toch ook wat te doen hebben! Ik ben benieuwd wanneer de volgende doodsverklaring komt.

Nu is er echter door  alle ict-ontwikkelingen wel degelijk weer een revolutie gaande: je hoeft als kunstenaar je handen niet meer vies te maken met verf om te schilderen! Wie had ooit tientallen jaren geleden kunnen bedenken dat de uitvinding van de chip er toe zou leiden dat ik nu af en toe mijn iPad op schoot neem om een zogenaamde TOOS-doodle te maken.

 

Een zogenaamde TOOS-doodle

 

Ik kan gaan proberen te beschrijven hoe dat werkt maar bij beeldende kunst ligt het meer voor de hand om de beelden zelf het werk te laten doen. Ga op internet maar eens naar mijn YouTube-kanaal (verkorte link http://bit.ly/ij4Pag). Daar is in een paar filmpjes te zien hoe dat werkt: gewoon schilderen met je vingers of een pennetje op het aanrakingsscherm. Je kunt dat heel ingewikkeld doen maar het ook eenvoudig houden zoals dat bij een doodle hoort. Een aantal van die TOOS-doodles heb ik op mijn site www.toos.biz gezet waar iedereen ze vrij kan downloaden.

Overigens kan dit voor mij het “echte “ schilderen nooit vervangen. Want waar blijft die verfhuid op het doek, waar de verandering van de olieverfkleuren bij het variërend daglicht en waar die echte olieverfgeur?

Wel is er door de revolutionaire ict-ontwikkeling natuurlijk heel veel gebeurd in de kunst. Niet voor niets is photoshoppen nu een geaccepteerd werkwoord en zijn kunstenaars beroemd geworden met computerkunst zonder ooit een penseel te hebben vastgehouden.

Ik moet zeggen dat het ook absoluut zijn charme heeft om het photoshoppen op de kunst toe te passen. Zelf heb ik me er op gestort in verband met een grote expositie van mij in fort Rammekens bij Vlissingen. Daar kon ik geen olieverfschilderijen ophangen vanwege de slechte klimaatomstandigheden. Nu hangen er onder andere met de computer gemanipuleerde beelden die zijn  geprint op aluminium zoals bijgaand voorbeeld.

 

Ariadne

 

Toch mooi dus dat er tegenwoordig materialen en verf verkrijgbaar zijn die de invloed van vocht, kou, hitte, zout en zon kunnen weerstaan.

Volgens mij kun je je als kunstenaar bij die ontwikkelingen nu net zo opgewonden voelen als onze vakbroeders in de 15de eeuw in Vlaanderen en in de 19de eeuw in Barbizon. Er liggen weer allerlei nieuwe mogelijkheden open en waarschijnlijk zullen we ons pas achteraf kunnen realiseren hoe revolutionair de computer is geweest voor nieuwe ontwikkelingen in de kunst.

Overigens horen die kunsten natuurlijk niet bij de door de Nederlandse regering aangewezen innovatiegebieden. Stel je voor!      


Als u op mijn artikel wilt reageren, stuurt u mij dan een email.

Als u mijn nieuwsbrieven per email wilt ontvangen, kunt u dat hier aangeven.